
College beantwoordt 15 vragen fractie VVD over: gemeente Noordwijk eist na 55 jaar stukje grond terug op Boekhorsterweg.
Fractie VVD: Op 16 maart 2023 heeft bij de kantonrechter te Leiden een door de gemeente Noordwijk aanhangig gemaakte civiele zaak gediend, waarbij van gedaagden, een jong echtpaar uit Noordwijkerhout, een stukje grond, dat reeds 55 jaar bij hen te goeder trouw in gebruik was, als gemeentelijk eigendom werd teruggeëist. Op 12 april 2023 heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in deze zaak, die in overwegende mate ten nadele van gedaagden strekt...
Naar aanleiding hiervan graag een antwoord op de volgende vragen van de fractie van de VVD en deze zijn onlangs door het college beantwoordt:
Vraag 1.
Is B&W ermee bekend, dat de kantonrechter ter zitting het onderhavige geval heeft gekwalificeerd als een schrijnende zaak en dat de procesvertegenwoordiger(s) van de publiekrechtelijke rechtspersoon Noordwijk dit hebben onderschreven.
Antwoord:
Het college is ermee bekend dat de kantonrechter ter zitting heeft aangegeven dat sprake is van een schrijnend geval. Er is door de procesvertegenwoordiger(s) van de gemeente niet zonder meer onderschreven dat sprake is van een schrijnende zaak. Wij begrijpen dat dit voor de gedaagden een vervelend dossier is. De gemeente dient zich te houden aan ons vastgestelde beleid, waarin als doelstelling is opgenomen het wegnemen van rechtsongelijkheid en daarmee het opheffen van het door gedaagden oneigenlijke gebruik van gemeentegrond.
De gemeente heeft er belang bij dat sprake is van gelijke behandeling mede gelet op de reeds circa 1000 afgehandelde dossiers waar conform ons beleid is gehandeld. Na 1 januari 2019 is in andere geconstateerde gevallen aan de ..AVG.. de grond verhuurd of ontruimd. De Kantonrechter heeft aangegeven dat het hier gaat om een vervelend dossier en dat hierbij gevoelsmatig onrecht wordt aangedaan, maar ook dat gevoelsmatig gelijk hebben, niet hetzelfde is als juridisch gelijk krijgen.
Vraag 2.
Is B&W ermee bekend, dat de kantonrechter de gemeente ter bereiking van een schikking indringend de suggestie heeft gedaan deze kwestie als een bijzonder geval aan te merken, omdat deze zaak nog van origine Noordwijkerhouts was en derhalve een lagere koopprijs of huurprijs te overwegen viel.
Hierop kon de procesgemachtigde niet ingaan, omdat de ambtenaar groenvoorziening niet in de rechtszaal aanwezig was. Vindt B&W dit gegeven antwoord niet opmerkelijk, daar niet de vermelde een ambtenaar procespartij is doch B&W zelf.
Antwoord:
Ja, het college (als procespartij} is hiermee bekend. Het oneigenlijke grondgebruik door gedaagden is geconstateerd na 1 januari 2019 en getoetst aan het vigerende beleid. In het kader van het bereiken van een schikking is aangegeven dat, mede in verband met precedentwerking, de gemeente géén lagere prijs kan hanteren en er betaald moet worden naar het gebruik, zijnde het gebruik als tuin. Gedaagden hadden aangegeven dat, nu de grond een verkeersbestemming heeft, een lagere grondprijs gerechtvaardigd was. Gedaagden noemden een specifieke prijs. Op deze genoemde prijs kon niet expliciet worden ingegaan.
Vraag 3.
Is B&W ermee bekend, dat zijn procesgemachtigde gedaagden telefonisch heeft benaderd met de vraag of gedaagden de procedure wel echt wilden doorzetten, waarbij van de zijde van de procesgemachtigde werd benadrukt, dat er nog nooit een zaak was verloren.
Antwoord:
Ja, het college is bekend met het telefonisch contact. Onze advocaat heeft op 3 oktober 2022 telefonisch contact gehad met gedaagden omdat gedaagden nog geen reactie hadden gestuurd naar aanleiding van de brief van onze advocaat van 27 september 2022, waarin een eerder gedaan aanbod tot huur in herhaald. Uit het gesprek bleek dat gedaagden niet voornemens leken te zijn om alsnog in te stemmen met het aanbod van de gemeente.
Gedaagden gaven aan dat zij nog zouden nadenken over het aanbod van de gemeente. Onze advocaat heeft, op verzoek van gedaagden, aangegeven dat hun kansen in een procedure beperkt zijn. Dit gelet op de vigerende jurisprudent. Nadat gedaagden nadere vragen stelden, heeft onze advocaat hen geadviseerd om een eigen jurist/advocaat in te schakelen.
Vraag 4.
Toen gedaagden dit ter zitting aan de orde stelden heeft de procesgemachtigde dit niet tegengesproken.
Antwoord:
Dit betreft geen vraag maar betreft een opmerking, het college acht dit niet relevant voor het dossier. Er bestond tijdens de zitting geen reden voor onze advocaat om hier bij stil te staan.
Vraag 5.
Is B&W met mij van mening, dat een dergelijke niet transparante handelwijze van de procesgemachtigde ervaren is dan wel kan worden als het uitoefenen van druk om af te zien van een gang naar de rechter en dan ook – zelfs bij 100 procent goede bedoelingen - volstrekt ongeoorloofd dan wel ongepast is. Bovendien gaat het om een civiele procedure, waarbij de gemeente niet als overheid met zorgplicht aan het proces deelneemt maar op voet van gelijkheid als rechtspersoon.
Antwoord:
Nee, deze mening delen wij niet. Ons is niet gebleken dat er sprake is geweest van een niet transparante handelswijze van onze advocaat. Zie ook het antwoord op vraag 3. Als privaatrechtelijke partij dienen wij ons ook in deze te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Wij menen hieraan te hebben voldaan.
Vraag 6.
Is B&W ermee bekend, dat de procesgemachtigde de twee gevallen, waarbij het beroep op verjaring van de buren door de toenmalige gemeente Noordwijkerhout is gehonoreerd, na kritisch doorvragen van de kantonrechter tenslotte uit de losse pols als foute beslissingen heeft aangemerkt.
Antwoord:
Bij de aanvang van dit dossier door onze advocaat is per brief van 27 september 2022 aan gedaagden medegedeeld dat door het niet kunnen aantonen van bezit een beroep op verjaring niet kan slagen. Daarnaast is eveneens onderstaande medegedeeld waaruit blijkt dat hier geen sprake is van een “uit de losse pols” mededeling. “De omstandigheid dat de voormalige gemeente Noordwijkerhout bij uw buren aan de ..AVG.. heeft betwist, maakt niet dat de huidige gemeente Noordwijk gehouden is in uw situatie de gestelde verjaring te erkennen.
Tussen de voormalige gemeente Noordwijkerhout en uw buren was reeds in 2017 een overeenkomst gesloten waarin de verjaring werd erkend. De overeenkomst is dan ook gesloten vóór de per 1 januari 2019 ingetreden fusie met de gemeente Noordwijk. Er gold destijds een ander beleid. Er is inmiddels sprake van voortschrijdend inzicht en een nieuw beleid.”.
Onze advocaat heeft uit het roljournaal van de rechtbank van 14 december 2022 moeten vernemen dat gedaagden een conclusie van antwoord hadden ingediend waarin zij een beroep hebben gedaan op o.a. het gelijkheidsbeginsel. De gemeente was genoodzaakt hierop te reageren en heeft dit tijdens de zitting gedaan. De aantekeningen van onze advocaat ten behoeve van de mondelinge behandeling bij de rechtbank zijn vooraf naar onze behandelend ambtenaar gezonden en zijn inhoudelijk geaccordeerd.
Onze advocaat heeft in haar aantekeningen, waaruit tijdens de zitting is geput, aangegeven dat het dossier inzake de buren, door gedaagden als verweer aangedragen, een dossier is van de voormalige gemeente Noordwijkerhout. Aangegeven is dat vóór de fusie met de gemeente Noordwijk, een “verklaring van verjaring” is afgegeven ten aanzien van deze buren.
Er gold binnen de voormalige gemeente Noordwijkerhout een ander beleid dan binnen de huidige gemeente Noordwijk en inmiddels is ook sprake van voortschrijdend inzicht. De gemeente Noordwijk mag niet worden gebonden aan (onjuiste) beslissingen die de voormalige gemeente Noordwijkerhout indertijd heeft genomen. Van opmerkingen “uit de losse pols” is geen sprake.
Vraag 7.
Uit de losse pols, omdat noch uit de correspondentie noch uit de processtukken vooraf op enigerlei wijze (gemotiveerd) is gebleken dat er in dit geval van onjuiste beslissingen van de toenmalige gemeente Noordwijkerhout sprake is geweest.
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 6
Vraag 8.
Is het College van B&W met mij van mening, dat een dergelijke uitspraak – mede gelet op de in acht te nemen “loyaliteit” tegenover rechtsvoorgangers en hun professionele ambtelijke ondersteuning – onderbouwd moet zijn en moet steunen op een doorwrochte studie /analyse o.i.d.om de kwalificatie “onjuiste beslissingen“ verantwoord te kunnen doen.
Antwoord:
Nee, deze mening delen wij niet. Er is gemotiveerd aangegeven dat op grond van de heersende jurisprudentie en het huidig beleid van de gemeente geen sprake is van verkrijging door verjaring.
Vraag 9.
Is het B&W met mij van mening, dat door zo’n uitspraak bestuurlijk Noordwijkerhout en hun professionele ambtelijke ondersteuning te kakken wordt gezet en dat daarom het ontstane negatieve beeld gecorrigeerd dient te worden.
Antwoord:
Nee, deze mening delen wij niet. Ander beleid en voortschrijdend inzicht is iets van "alledag”. De erkenning van de verjaring bij de buren betrof, achteraf gezien, volgens ons een juridisch onjuiste beslissing. Er is beoordeeld of de gemeente een erkenning van verjaring in de situatie van gedaagden kon afgeven. Bij de beoordeling is gebleken dat er geen bezit van de strook grond kon worden aangetoond. Om een beoordeling van een beroep op verjaring te kunnen laten slagen is bezit een onderdeel dat moet worden aangetoond; bij het uitblijven daarvan slaagt dit beroep niet.
Vraag 10.
Is B&W met mij van mening, dat deze correctie ook is geboden nu de niet onderbouwde kwalificatie van onjuiste beslissingen door de toenmalige gemeente Noordwijkerhout voor de kantonrechter de reden is om het beroep van gedaagden op het gelijkheidsbeginsel af te wijzen.
Antwoord:
Nee, de kantonrechter heeft niet geoordeeld dat sprake is van gelijke gevallen. De kantonrechter heeft dit in het midden gelaten. Wij zijn met de kantonrechter van mening dat in het verleden sprake is geweest van een onjuiste beslissing. Conform het vigerende beleid en de vigerende jurisprudentie kan naar onze mening geen sprake zijn van verkrijging doorverjaring.
Vraag 11.
Kan B&W verklaren, waarom de gemeente de in mijn ogen absurde eis heeft gesteld, dat 55 jaar oude en gezonde bomen – uitvoerbaar bij voorraad binnen 14 dagen na de rechtelijke uitspraak door gedaagden moeten worden gekapt, geheel in strijd met het door de gemeenteraad van Noordwijk voorgestane groenbeleid. Overigens zouden deze bomen – bij toewijzing door de rechter van de door gemeente ingestelde rechtsvordering – juist eigendom van de gemeente Noordwijk blijken te zijn. Dat is toch wel heel vreemd!
Antwoord:
Het uitgangspunt is altijd ontruiming van de strook gemeentegrond inclusief de daarop geplaatste bomen. Zoals ook tijdens de zitting is aangegeven, passen deze type bomen niet binnen ons groenbeleid en het daarbij behorende beheer. De gemeente heeft echter wel aangegeven dat zij wel genegen is om te bezien of de bomen gespaard zouden kunnen blijven en daarmee in de onderhoudscyclus worden opgenomen.
Vraag 12.
De kantonrechter toonde voor die eis om gezonde bomen te kappen geen enkel begrip en heeft die eis niet alleen afgewezen, maar tevens partijen in overweging gegeven om – zonder onnodige druk –met elkaar in overleg te treden over mogelijke koop of huur van de grond (zie ook rechtsoverweging 4.18).
Antwoord:
De kantonrechter heeft ontruiming van de grond toegewezen inclusief het verwijderen van de beplanting. Zie verder antwoord op vraag 11.
Vraag 13.
Is B&W ervan op de hoogte, dat procesgemachtigde in weerwil van de uitspraak van de kantonrechter de druk nog eens extra heeft opgevoerd door gedaagden onmiddellijk na de uitspraak een brief met rekening te zenden met daarbij een aanbod tot huur binnen 7 dagen te beslissen, terwijl - zoals ook uit de uitspraak blijkt - er nog onduidelijkheid bestaat over de metrages enz.
Is B&W met mij van mening, dat het doen van een dergelijk voorstel gepaard gaande met het zenden van een rekening prematuur en ook onjuist is en mitsdien in de ”ijskast“ behoort te worden gezet, totdat B&W zich tenminste heeft kunnen realiseren of en zo ja welke gevolgen aan de rechtelijke uitspraak dienen te worden verbonden.
Antwoord:
Het vonnis kan ter uitvoer worden gelegd zolang er geen hoger beroep is ingesteld. Er ligt een veroordeling tot ontruiming van de strook grond ter grootte van circa 85m2 en tot betaling van de proceskosten. Voor ons bestaat er geen aanleiding om niet tot tenuitvoerlegging over te gaan tenzij alsnog wordt ingestemd met huur van de strook grond. Gedaagden zouden niet veel tijd nodig moeten hebben om hierover (alsnog) een beslissing te nemen.
Vraag 14.
Is B&W er zich van bewust, dat er geen verplichting bestaat om een vonnis in een civiele zaak ten uitvoer te leggen en dat zo’n vonnis in de rechtspraktijk ook wel wordt aangewend om een minnelijke regeling te beproeven.
Antwoord:
Wij zijn ons daarvan bewust. Een minnelijke regeling bestaat wat ons betreft uit het alsnog huren van de grond. Er bestaat voor ons geen aanleiding om af te zien van een proceskostenveroordeling. Wellicht ten overvloede, willen wij u het belang van gelijke behandeling in de voorliggende circa duizend dossiers meegeven.
Vraag 15.
Is B&W genegen om op bestuurlijk/hoog ambtelijk niveau te onderzoeken of tot een vergelijk met gedaagden kan worden gekomen en spoedig met hen in overleg te gaan om zo doende het instellen van een hoger overbodig te maken.
Antwoord:
Er is een aanbod gedaan dat recht doet aan dit dossier en conform ons beleid is. Er bestaat geen aanleiding om van de proceskostenveroordeling af te zien. Wij zullen tot betekening van het vonnis overgaan. Indien gedaagden hoger beroep in willen stellen, zijn zij daartoe gerechtigd en zal de tenuitvoerlegging worden geschorst. Een overleg op bestuurlijk/hoog ambtelijk niveau zal niet leiden tot een andere uitkomst. Gezien het belang conform ons beleid te handelen.
Hoogachtend,
Burgemeester en wethouders van Noordwijk.